In januari vond weer de jaarlijkse nationale Tuinvogeltelling plaats, georganiseerd door de Vogelbescherming. Mensen in heel Nederland tellen dan op een zondagmorgen een half uur de vogels die ze in hun tuin zien. Ook ik heb driftig zitten tellen, al kwam ik niet verder dan drie huismussen en een ekster. De Vogelbescherming gebruikt de data om een beeld te krijgen van de vogelstand en om te bepalen wat ze het beste kan doen om de tuinvogels te beschermen. Die vogeltelling is een aansprekend, ‘low-tech’ voorbeeld van wat met een mooi woord participatieve monitoring wordt genoemd.
De overheid en overheidsdiensten als het RIVM exploreren steeds enthousiaster de mogelijkheden van deze vorm van ‘Citizen Science’. Burgers kunnen steeds meer- en steeds complexere metingen uitvoeren, die waardevol zijn voor wetenschappers en beleidsmakers. Denk aan geluid, luchtkwaliteit of verkeersdrukte. Maar er is nog veel meer mogelijk. Voor het platform Gemeenten van de Toekomst schreef ik hier een artikel over. Onderzoeker Hester Volten zegt hierin dat Citizen Science inmiddels niet meer weg te denken is bij RIVM: ‘Er zijn allerlei metingen en combinaties van metingen denkbaar die mensen met eigen apparatuur aan hun eigen lichaam of aan de omgeving kunnen uitvoeren. Denk aan stappentellers, slaapmonitors of hartslagmeters. In combinatie met omgevingsmetingen kunnen die data die heel waardevol zijn. Citizen Science is daarmee een grote innovatie, die we in kleine stappen onderzoeken.’